Het begrip schokken heeft 2 verschillende betekenissen:
1. schokken - schokken - (schokte, heeft geschokt), schudden, rukken, bonzen, stooten : die wagen schokt erg; het schip schokt;
— schokken krijgen, hossebossen : wij schokten hevig op dien ongelijken weg;
— (fig.) hevig aandoen, nadeelig werken op : die droeve tijding schokte zijne gezondheid;
— gulzig eten : wat zit hij daar te schokken!; gulzig te eten geven. SCHOKKING, v. (-en), het schokken (in alle bet.).
2. schokken - schokken - (schokte, heeft geschokt), bij zestigtallen aftellen.