Schoenmakersambacht - o. ambacht, bedrijf van schoenmaker;
...BAAS m. (...bazen);
...BEDRIJF, o;
...BEHOEFTEN, v. mv.;
...BENOODIGDHEDEN, v. mv. alles wat een schoenmaker voor zijn bedrijf behoeft, noodig heeft;
...BEROEP, o. beroep van schoenmaker;
...BOL, m. (-len), helderglazen bol met zuiver water gevuld, waarbij de schoenmaker ’s avonds werkt en die het lamplicht concentreert;
...DRIESTAL, m. (-len),
...DRIEVOET, m. (-en), stoeltje op drie pooten van een schoenmaker;
...ELS, v. (...zen), eene soort van priem of naald om gaten in het zoolleder te maken;
...GAREN, o. (-s), garen waarvan een schoenmaker zijn pekdraad maakt;
...GEREEDSCHAP, o. (-pen);
...GEREI, o.;
...GEZEL, m. (-len), knecht van een schoenmaker;
...GILD, o. (-en), (oudt.) gebroederschap der schoenmakers;
...HAMER, m. (-s), hamer van een schoenmaker;
...JONGEN, m. (-s), leerjongen van een schoenmaker;
...KNECHT, m. (-s);
...KORF, m. (...ven), mand waarin de schoenmaker zijn werk heeft;
...KRUKJE, o. (-s), driestal;
...LEER, o.;
...LEERLING, m. (-en);
...LIKHOUT, o. (-en), zeker strijkhout der schoenmakers;
...MAAT, v. (...maten), maat waarmede men schoenen en laarzen aanmeet;
...MAATJE, o. (-s), schoenmakersjongen;
...MES, o. (-sen), mes zonder hecht van een schoenmaker; mes waarmede hij het leer snijdt; NAALD, v. (-en);
...PEK, o.;
...PEN, v.;
...PIN, v. (-nen);
...POTHUIS, o. (...zen), werkplaats, winkeltje der schoenmakers onder een afdak tegen een muur;
...REKENING, v. (-en), rekening van den schoenmaker;
...STIJFSEL, v.;
...STOELTJE, o. (-en), driestal;
...VIJL v. (-en), vijl van een schoenmaker;
...WERK, o.;
...WINKEL, m. (-s), werkplaats van een schoenmaker.