Roofgoed - o. geroofde voorwerpen, prooi, buit; (in scherts.) wees niet zoo roekeloos: het is geen roofgoed, het heeft ons ons goede geld gekost, denk er om;
...HAAIEN, m. mv. een geslacht van haaien (galeus), waartoe behooren : de ruwe haai, door onze kustbewoners eenvoudig haai genoemd ; de toonhaai en de reuzenhaai.