Pool (2) - v. (polen), aspunt: ieder der beide punten van de as, waarom de aarde in 24 uren schijnt te draaien ; Noord- en Zuidpool;
— punten waar de verlengde aardas het hemelgewelf raakt: de polen des hemels;
— land of streek rondom de pool: aan de polen is het koud; de ijsbeer komt aan de polen voor;
— punt waar de magneet het sterkst aantrekt: de magnetische polen zijn vlak bij de uiteinden van den magneet;
— (electr.) de polen eener galvanische batterij, de geleidingsdraden die van eene batterij uitgaan;
— (ontl.) uitstralende verlengselen van de zenuwcellen;
— lange dikke overjas; het is koud, ik zal mijne pool maar aandoen,