Overspannen (1) - Overspannen (spande over, heeft overgespannen), opnieuw voorspannen of van het eene rijtuig voor het andere spannen: de paarden moeten overgespannen worden;
—, (overspande, heeft overspannen), met uitgespannen hand overreiken: hij kon het nauwelijks overspannen;
— over iets uitspannen: de plaats met een zeil overspannen;
— te sterk spannen: een boog overspannen; zich overspannen, te veel van zijn krachten vergen en daarvan de nadeelige gevolgen ondervinden, inz. dat daardoor het zenuwgestel overprikkeld raakt.