Opwassen - (wies op, is opgewassen), in de hoogte wassen, opgroeien, opkweeken; met elkander opgewassen, te zamen opgegroeid, grootgebracht, opgevoed ;
— in deugd opwassen, deugdzaam opgroeien;
— tegen iem. opgewassen zijn, tegen hem bestand zijn, hem kunnen weerstaan: voor die taak bleek hij niet opgewassen, kon hij niet goed ten einde brengen.