Nachtviool v. (...violen),
...VIOLIER, v. (-en), zekere bloem, die om haar aangenamen geur zeer gezocht is (hesperis matronalis);
...VLINDER, m. (-s), vlinder die met of na het vallen van den avond te voorschijn komt;
— straathoer die ’s nachts er op uitgaat;
...VOGEL, m. (-s), vogel die alleen ’s nachts vliegt; (fig.) iem. die van den nacht een dag maakt;
...VOLK, o. (gew.) personen die in huis blijven slapen;
...VORST, v. het vriezen bij nacht;
...VORSTIN, v. de maan;
...VROUWTJE, o. (-s), eene soort van spook;
...WAAK,
...WAKE, v. het waken bij nacht; inspanning, studie, overpeinzing in den nacht;
— (Zuidn.) elk van de vier deelen, waarin de Ouden den nacht verdeelden;
...WACHT, v. (-ep), het wachthouden bij nacht; de gezamenlijke wachters;
— m. (-s), klepperman;
...WACHTER, m. (-s), nachtwaker;
...WAGEN, m. (-s), wagen die ‘s nachts rijdt;
...WAKER, m. (-s), waker die ‘s nachts dienst doet: hij is nachtwaker aan eene fabriek; een particuliere nachtwaker;
...WANDELAAR, m.,
...WANDELAARSTER, v. (-s), iem. die ’s nachts opstaat en in den slaap als wakende rondloopt of eenigen arbeid verricht;
...WANDELEN, o. somnambulisme;
...WERK, o. werk, dat ’s nachts verricht wordt; er nachtwerk van maken, tot laat in den nacht bij elkander blijven, bezig zijn, studeeren enz.