Muurkalk v. pleister;
...KANT, m. (-en), kant waar de muur is;
...KAST, v. (-en), kast in den (buiten)muur;
...KEEL, v. (...kelen), (bouwk.) einde van een dak tegen een hoogeren muur;
...KERS, v. (-en), (plantk.) steenkers (lepidium ruderale),
...KLIMMER, m. (-s), muurspecht;
...KNIKBLOEM, v. (-en), muursalade;
...KROON, v. (...kronen), eereteeken (bij de oude Romeinen) voor den krijgsman, die het eerst den muur eener vijandelijke stad had beklommen;
...KRUID, o. (plantk.) murik; glaskruid;
...KRUIPER, m. (-s), zekere vogel, die zich in Zuidelijk Europa ophoudt;
...MANTEL, m. (-s), (vest.) bekleeding der vestingwerken aan de escarpezijde;
...NACHTEGAAL, m. (-s), (nat. hist.) gekraagd roodstaartje: zekere vogel, (lusciola phoenicurus), ook paapje en blauwe legger geheeten.