Misslaan (sloeg mis, heeft misgeslagen), verkeerd slaan, niet raken: gelukkig dat hij missloeg, anders had hij hem zeker een ongeluk toegebracht;
— (fig.) den bal misslaan, verkeerd oordeelen; zich vergissen onder het spreken; den toon kwalijk vatten (onder het zingen of spelen); eene dwaling begaan, verkeerd handelen.