Meitak m. (-ken), bloeiende tak van den meidoorn; loovertak; den meitak op een werk zetten, het bekronen;
...TIJD, m. de maand Mei; Lente;
...VELD, o. (-en), (geschied.) zekere vergadering onder de eerste Frankische koningen tot regeling der staatszaken;
...VIERING, v. (-en);
...VISCH, m. (...visschen), benaming van den elft, die in April en Mei de rivieren opzwemt om kuit te schieten;
— (Zuidn.) de meivisch is geboren, zegt men als het in de lente voor de eerste maal dondert;
...VOGEL, m. (-s), vogel, die zich in de maand Mei vertoont; (fig.) iem., in deze maand geboren;
...VORST, m. felle koude in Mei; (gew.) roode zwelling en jeukte aan handen en voeten in het voorjaar;
...VUUR, o. (...vuren), vreugdevuur bij den terugkeer der Lente;
...WEER, o. lekker voorjaarsweer;
...WIJN, m. meidrank;
...WORM, m. (-en), (nat. hist.) Johanneskever;
...ZOENTJE, o. (-s), (plantk.) madeliefje;
...ZOETJE, o. (-s), madeliefje;
...ZON, v.