Het begrip kwak heeft 6 verschillende betekenissen:
1. kwak - KWAK, v. (-ken), zeker visschersvaartuig, dat op de Zuiderzee met den kwakkuil vischt;
— kwakkuil.
2. kwak - KWAK, m. (-ken), (nat. hist.) een geslacht van reigers met krachtiger vormen, een grooteren kop en veel krachtiger snavel dan de andere reigers (nycticorax griseus), ook nachtreiger, schildreiger, nachtraaf geheeten. KWAKJE. o. (-s).
3. kwak - KWAK, m. (Zuidn.) jenever; een kwakske, een borrel jenever.
4. kwak - KWAK, tw. ter nabootsing van het geluid van kikvorschen en eenden; evenzoo ter nabootsing van het geluid, gehoord wanneer eene weeke massa tegen iets aanploft;
— m. zulk een geluid: hij kwam met een kwak op den grond.
5. kwak - KWAK, m. (-ken), hoop, hoeveelheid: een kwak appels; hij heeft een kwak geld, een hoop geld;
— restje drank in een glas of flesch.
6. kwak - KWAK, m. (-ken), sukkel, sul;
— leerling eener Latijnsche school (als spotnaam), weetniet. KWAKJE, o. (-s).