Gepubliceerd op 13-09-2018

Korenjaar

betekenis & definitie

KORENJAAR, o. (...jaren), een goed korenjaar, een jaar, waarin de graanoogst gunstig is;

...KEVER, m. (-s), (nat. hist.) graankever;
...KNIPTOR, v. (-ren), (nat. hist.) zekere springkever, welke uit eene ritnaald voortkomt;
...KOOPER, m. (-s), graanhandelaar;
...KORRELTJE, o. (-s), (nat. hist.) zekere slak;
...KRAAI, v. (-en), gew. naam voor roek;
...KREKEL, m. (-s), zeker insect;
...LAND, o. (-en), korenakker;
...LEEUWERIK, m. (-en), de echte leeuwerik (alauda arvensis);
...LICHTER, m. (-s), vaartuig tot het vervoer van granen;
...MAAIER, m. (-s), die koren maait;
...MAAT, v. (...maten), maat (inz. l/2 HL. en DL.) om graan te meten;
— (spr.) zijn licht onder de korenmaat zetten, zijn weten voor zich zelf houden, anderen niet voorlichten;
...MAGAZIJN, o. (-en), graanpakhuis;
...MARKT, v. (-en), graanmarkt;
...METER, m. (-s), zeker beëedigd ambtenaar bij den graanhandel;
...MIJT, v. (-en), mijt van ongedorschte korenschooven;
...MOLEN, m. (-s), om koren te malen;
...MOLENAAR, m. (-s), die koren maalt, eigenaar van een korenmolen;
...MOT, v. (-ten), (nat. hist.) een schubvleugelig insect, dat als masker in het graan op korenzolders en in graanpakhuizen veel schade aanricht (tinea granella).

< >