KOLOS, m. (-sen), beeld, gedaante van bovenmenschelijke grootte; het 140 voet hooge, aan den Zonnegod gewijde metalen beeld der oudheid aan den ingang der haven van Rhodus; inz. de beide 18 voet hooge standbeelden op steigerende rossen vóór het pauselijk paleis op den Monte Cavallote te Rome;
— (fig.) held, man van groote kracht of genie;
— zeer machtig rijk de kolos van het Noorden, Rusland; de Romeinsche kolos, het oude Romeinsche rijk.