INKASSEN, (kaste in, heeft ingekast), edelgesteenten, parelen enz. in eene kas zetten, welker bodem het ondervlak van den steen of de parel bedekt: ik heb dezen diamant bij den juwelier laten inkassen;
— (mets.) jonger metselwerk door metseling in kassen aan reeds bestaand metselwerk doen aansluiten;
— (wateret.) den teen van een aardwerk in eene sponning inlaten. INKASSING, v. het inkassen.