HOEPELHAAK, m. (...haken), (kuip.) klemhaak voor het omleggen der laatste hoepels;
...HOUT, o. (in Suriname) het hout van capaifera officinalis, waarvan men daar hoepels maakt;
...IJZER, o. (smed.) bandijzer, benaming voor de dunste staven van het platijzer (hoogstens 180 mM. breed en 6 dik);
...MAKER, m. (-s);
...OLIE, v. (arts.) dunvloeibare copaivabalsem van Suriname, daar als geneesmiddel gebruikt;
...ROK, m. (-ken), wijde rok die door baleinen hoepels wordt uitgehouden: crinoline;
...STUK, m. (-ken), waarmede de hoepel wordt voortgeslagen;
...TIJD, m. de tijd van het jaar dat jongens hoepelen.