DUIVELJAGEN, (duiveljaagde, heeft geduiveljaagd), den duivel bezweren;
— (fig.) een groot geraas maken; last, drukte veroorzaken; lig toch niet te duiveljagen, gezegde om zijne ontstemming te kennen te geven als men ingespannen bezig is en telkens gestoord wordt; vgl. donderjagen.