DOORRIJDEN, (reed door, heeft doorgereden), voortdurend rijden hij heeft drie uur doorgereden; verder rijden, niet ophouden, niet stilstaan: de wagen stond niet voor de herberg stil, maar reed door; zij reden maar door; sneller rijden: als wij wat doorrijden, zijn wij er in een uur; rijdend door iets heengaan ze zijn de poort doorgereden; door rijden stukmaken, wonden hij heeft zijn achterste doorgereden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk