Gepubliceerd op 02-09-2018

Dogma

betekenis & definitie

DOGMA, o. (-’s, -ta), vast omlijnd, aan geen beredeneering meer onderworpen geloofsartikel;

— (R. K.) alle godsdienstige waarheden, waarvan de kerk plechtig heeft verklaard, dat zij van God geopenbaard zijn en derhalve door den mensch te gelooven;
— geloofsleer;
— leerstuk dat op gezag wordt aangenomen als onaantastbare waarheid: het dogma der onfeilbaarheid;
— zich aan een dogma vastklampen, erin opsluiten, blind de geloofswaarheden aannemen;
— het dogma regeert, het blind geloof regeert, er wordt niet onderzocht of verkondigde stellingen waar zijn.

< >