COUP (Fr.), m. (-s), coup de main, overrompeling, verrassing, handgreep;
— coup d'état, staatsgreep;
— coup de force, daad van geweld; (ook) gymnastische beweging waarbij het inz. op kracht aankomt;
— coup d'oeil, oogopslag, vluchtige blik;
— coup de grâce, genadeslag;
— coup de théâtre, plotselinge verandering van toon , handeling die op effect berekend is.