CIRCULEEREN, (circuleerde, heeft gecirculeerd), in omloop zijn (van geld);
— het bloed circuleert door de aderen, loopt door de aderen;
— de warmte circuleert door buizen, ook onder den oven door, gaat door buizen enz.;
— de lucht circuleert in dit vertrek slecht, verplaatst, ververscht zich slecht;
— ter lezing of ter onderteekening rondgezonden worden (van boekwerken of van een adres of lijst); een adres, eene inteekeningslijst laten circuleeren, rondzenden;
— het circuleerend medium, geld of geldswaardig papier in omloop.