BURGERMACHT, v. de gezamenlijke gewapende burgers, landweer;
...MAN, m. (...lieden,
...lui), gewoon, niet zeer rijk burger; (ook tegenstelling van edelman);
...MANNETJE, o. (-s), (minachtend): ’t is maar zoo'n gewoon burgermannetje;
...MANSKIND, o. (-eren), (gewoonlijk in het enk.): een burgermanskind tot vrouw nemen;
...MEISJE, o. (-s);
...MENSCH, o. (-en), gewoon, eenvoudig mensch;
...MOORD, m. moord op één of meer burgers gepleegd.