Gepubliceerd op 01-09-2018

Bondig

betekenis & definitie

BONDIG, bn. en bw. samenhangend, vast: bondige kost;

degelijk, gewichtig: een bondig oordeel, bondige kennis;
— (van toestanden, omstandigheden, gemoedsaandoeningen enz.) bestendig, duurzaam, betrouwbaar;
— (van redeneeringen, bewijsgronden, kenteekenen enz.) deugdelijk, afdoende, krachtig; een bondig antwoord, pittig, zaakrijk; kort en bondig, kort maar krachtig;
—(ook) beknopt; kort en bondig, hoe staan de zaken ? geef nu spoedig en beslist antwoord. BONDIGLIJK, bw. (w. g.) op bondige wijze.

< >