BOEKWEITBLOEM, v. (-en), het bloeiend deel van de boekweitplant, de bloeiwijze; ieder bloempje afzonderlijk;
— fijn gezift meel van boekweit;
...DEM, m. (Zuidn.) dem, dorschvloer in de open lucht, waar de boekweit gedorscht wordt;
...DOP, m. (-pen), vruchtschil der boekweit.