BIJWOORDELIJK, bn. en bw. de beteekenis eens bijwoords hebbende of als bijwoord dienstdoende: bijwoordelijk gebruikt;
— bijwoordelijke uitdrukking, twee of meer woorden die te zamen als één bijwoord zijn te beschouwen; bijwoordelijke zin, afhankelijke zin die den dienst doet van eene bijwoordeliike bepaling. BIJWOORDELIJKHEID, v. hoedanigheid eens bijwoords.