BESTIAAL, bw beestachtig, dierlijk, gemeen. BESTIALISEEREN, aan een dier gelijk maken. BESTIALITEIT v. (-en), beestachtigheid BESTIER, o. (Zuidn. en dicht.) BESTUUR.
BESTIEREN, (bestierde, heeft bestierd), (in hoogeren stijl) besturen:
— (gew.) besteden hij bestiert zijn geld slecht; in dien winkel bestier ik al mijn geld. BESTIERDER, m. (-s). BESTIERING, v. (-en), onder Gods bestiering; dat was eene bestiering van God.