BESTELPEN, (bestelpte, heeft bestelpt), (daarnaast BESTULPEN en BESTOLPEN; alle drie zoo goed als verouderd); (van vuur) het met iets bedekken, zoodat het uitdooft of onzichtbaar wordt;
— (van wonden) ze bedekken, zonder ze te sluiten;
— onder een grafzerk bedekken de zerk besluipt onze asch;
— met iets overdekken, bekleeden het klimopblad dat muur en dak bestelpt;
— bedelven onder iets dat neerstort drie man waren onder het puin besluipt; iem. met werk bestelpen, overstelpen, overladen.