BELASTEN, (belastte, heeft belast), lasten, gewichten op iets plaatsen; (electrische machines) weerstand laten overwinnen;
— belasting(en) opleggen;
— hij kwam belast en beladen, hij had zooveel bij zich, als hij maar eenigszins kon dragen;
— bezwaren een huis belast met erfdienstbaarheden;
— (in den handel) (iem.) op iemands rekening brengen;
— iem. belasten met, hem de zorg opdragen van, gelasten;
— (w. g.) beschuldigen.