BELAGEN, (belaagde, heeft belaagd), iemands leven, vrijheid enz. op arglistige wijze bedreigen; inz. bedekte aanslagen tegen de deugd van vrouwen doen: de kuischheid, de onschuld van een meisje belagen;
— waar de boosheid ons belaagt, beloert. BELAGER, m. (-s). BELAGING, v. (-en). BELAAGSTER, v. (-s).