Afzoeken (zocht af, heeft afgezocht), opzoeken en achtereenvolgens wegnemen: de bramen van de struiken afzoeken; de rupsen van de hoornen afzoeken;
— (eene open ruimte) geheel en al doorzoeken, ze zoekend afloopen de jagers laten de houden het jachtveld afzoeken. AFZOEKING, v.