AFGUNST, v. het gevoel van leed of spijt, omdat een ander een geluk te beurt valt dat men hem niet gunt; een lichtere graad van wangunst of nijd: afgunst voeden, koesteren; iem. afgunst toedragen;
— (fig.) waardoor de afgunst als myth. persoon wordt voorgesteld;
— de afgunstige personen, wereld.