ABSOLUUT, bn. en bw. (...luter, -st), volstrekt, op zich zelf; onbepaald, onafhankelijk; noodzakelijk;
— absolute muziek, instrumentale muziek die in geenerlei betrekking staat tot eene andere kunst (b. v. eene symphonie, sonate);
— dat is absoluut onmogelijk, totaal, geheel onmogelijk.