Gepubliceerd op 14-11-2017

aanrijden

betekenis & definitie

Aanrijden - (reed aan, heeft en is aangereden), rijdend naderen; - bij iem. aanrijden, in het voorbijrijden aan iem. een bezoek brengen; - op iem. aanrijden, rijden in de richting naar iem.; met zijn rijtuig tegen iets stooten en het beschadigen: wij zijn aangereden;

rijden tegen een koets, rijtuig, personen en daardoor schade veroorzaken: die dolle koetsier heeft dien ouden man aangereden; (fig.) slecht van eene zaak afkomen: hij is leelijk aangereden; (fig.) iem. lastig vallen, dringend verzoeken om, aanklampen: hij heeft mij wel tienmaal aangereden om iets te koopen; sneller rijden; beginnen te rijden; - personen, bouwstoffen, goederen enz. aanrijden, ze naar eene bepaalde plaats rijden; - paarden aanrijden, beginnen ze af te richten, toerijden. AANRIJDER, m. (-s). AANRIJDING, v. AANRIJDSTER, v. (-s).

< >