(zwolg, heeft gezwolgen),
1. door mond en keel naar binnen werken, t.w. wanneer dit met moeite gepaard gaat: iets naar binnen zwelgen;
2. schrokkig, met grote stukken eten of met grote slokken drinken;
zwelgen en brassen, onmatig eten en drinken ;
3. (fig.) zwelgen in genot, in genot baden, volop genot hebben; in iets zwelgen , er zeer veel genot in vinden ; zich er aan te buiten gaan.