m. (-en),
1. sterke uitademing, die van enig geruis vergezeld gaat, bep. ter uitdrukking van een gevoel of een gemoedsgesteldheid : een diepe zucht slaken ; zuchten lozen ; een zucht onderdrukken ; — (spr.) in een vloek (drie vloeken) en een zucht is hij klaar, in een ommezien, zeer snel of spoedig ;
2. tocht, trekking van een luchtstroom : de zucht van de deur.