Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zosimus

betekenis & definitie

Gr. geschiedschrijver (2de h. 5de e. n. C.) die de Rom. keizertijd behandelde.

Ab (Lat.), van, van ... af; — ab absur'do, zie Ex absurdo ; — ab a'eia et a'cu, van de draad en de naald af ; haarfijn, tot in de kleinste bijzonderheden (Petronius 7G);ab al'to ad al'tum, van hoog tot hoog; steeds hoger;

ab ex'tra, van buiten af; — ab hoe et ab hac, van deze en van die (nl. spreken), over alles en nog wat praten; — ab hodier'na (die), van heden af; — ab ini'tio, van het begin af; — ab intest i'to, zie het Wdb.; — ab invi'to, onwillig;

ab ira'to, in een opwelling van toorn, in drift; — zie voorts enkele zegsw. hieronder.

< >