Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zone

betekenis & definitie

(<Gr.), v. (-n, -s),

1. aardgordel: de hete zone, de hete luchtstreek;
2. door evenwijdige hoogtelijnen begrensd gebied : de zone van de koffie, de bergstreek (van 600 tot 1250 m hoogte op Java) waar deze kan groeien ;
3.streek, gebied tussen zekere begrenzingen waarbinnen iets heerst of geschiedt: een neutrale zone ; Duitsland werd door de bezettengsmogendheden in vier zones verdeeld; — (geol.) een der lagere orden van de stratigrafische indeling ;
4. deel ener constructie waarin een bepaalde spanning optreedt;
5. ben. voor die vlakken van een kristal die alle evenwijdig aan een bep. lijn lopen;
6. zoom v.d. schelp bij de keverslakken (Loricata).

< >