Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zigeuner

betekenis & definitie

m. (-s), naam voor de leden van een in Europa en een deel van Azië rondzwervend volk, donkerbruin van kleur, met glimmend zwart haar, een eigenaardige taal die veel overeenkomst met de N.-W.groep der Prakritdialecten heeft, eigenaardige gebruiken en godsdienstige opvattingen en een rusteloze aard, eert. heidens genoemd, elders heten zij Tziganen, Gypsies, Bohémiens enz.: de Zigeuners zijn sluw en diefachtig; er uit zien als een zigeuner, slordig en haveloos ; vand. wel als ben. voor een haveloos of slordig gekleed persoon ; — ook voor iem. die een zwervend bestaan leidt.

< >