Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zielloos

betekenis & definitie

bn., geen ziel hebbend, zonder ziel, levenloos : zielloos ligt het lijk ter neder; — (minder eig.) geen blijk gevend van het bezit van een ziel: zielloze schoonheid ; een zielloze blik ; — als bw. w. g. : Natuurze is zielloos lieflijk en reedloos wreed! (De Génestet).

< >