1. hoofdtelw.. tien plus zeven; —de Zeventien Nederlanden, al de Nederlandse gewesten onder de Bourg. en Habsburgse heerschappij;
2. zelfst. en pronominaal gebruikt in de verb. vorm zeventienen : zeventien personen : wij waren met zijn (voor : ons) zeventienen ; (hist.) de Zeventienen of de Heren Zeventien, het college van de bewindhebbers der O.I. Compagnie ; — zeventien delen van hetzelfde geheel: iets in zeventienen verdelen ;
3.rangtelw., zeventiende : bladzij zeventien.
