v.,
1. werkzaamheid uit eigen, innerlijke oorzaak of beweegkracht, automatisme;
2. (paedagog.) het geestelijk werkzaam zijn door de aandrift die uit eigen bezigheid voortvloeit: de zelfwerkzaamheid der leerlingen opwekken, hen prikkelen om zelf iets te vinden, bedenken, beproeven, oplossen.