Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zaterdags

betekenis & definitie

I. bw.,

1. op Zaterdag: Zaterdags heb ik les;
2. drommels, terdege: zij heeft mij Zaterdags gefopt,

II. bn.,

1. van Zaterdag, tot de Zaterdag behorende, op Zaterdag geschiedende : het Zaterdagse werk ; een Zaterdagse beurt,
2. drommels, verbastering van satans: die Zaterdagse vent is nu weggelopen.

< >