Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zacharia

betekenis & definitie

1. koning van Israël, de laatste uit het huis van Jehu ; na een regering van zes maanden wordt hij vermoord door Sallum (2 Kon. 14 : 29);

2. profeet die de teruggekeerden uit Babel aanspoort de tempel te herbouwen (Ezra 5:1); naar hem heet het 16de boek der profeten.

< >