bn. bw. (-er, -t),
1. (veroud.) dartel, speels, brooddronken; weelderig;
2. wellustig, van geslachtslust vervuld, die tonend of gaande makend: een wulpse vrouw; wulpse plaatjes ; wulps dansen; hoger weelde dan in wulps genot ooit de zinnen streelde (Potgieter).