1. met een draaiende beweging samendrukken, persen, samenknijpen: door wringen en trekken wist hij een der tralies los te krijgen; de handen wringen, ze vouwen en, ze omhoog of voor zich houdende, heen en weer bewegen als teken van wanhoop of smart; — wasgoed wringen, door de genoemde beweging het water er uit drukken ; — kaas wringen, de aanhangende wei uit de wrongel persen ; — zich in allerlei bochten wringen, eig., en fig. : telkens iets anders verzinnen om zich uit verlegenheid te redden ;
2. door de genoemde beweging (iets) in zekere toestand of van zijn plaats brengen : iem. iets uit de handen wringen, het hem ontrukken door het telkens heen en weer te draaien; een tak van een boom wringen; zich los wringen; zich ergens door, iets ergens in wringen; het rauw Hebreeuws dat ze uit haar gorgel wrong (Staring); een wilde knaap heeft zijn snelle dolk de ruiter in ’t hart gewrongen (H. de Vries);
3. knellen: die schoenen wringen ; (spr.) ieder weet waar hem de schoen wringt (of knelt), waar het hapert of schort; — (onpers., fig.) het wringt, er wringt iets, er bestaat wrijving, onenigheid ;
4. (Zuidn.) wrang smaken : die zure appel wringt. Zie ook Gewrongen.
Gepubliceerd op 01-01-2021
Wringen
betekenis & definitie