Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Winterkleed

betekenis & definitie

o. (...kle(de)ren),

1. kleed dat ’s winters gedragen wordt;
2. bij dieren de haren of veren die zij ’s winters hebben, in kleur soms veel van het zomerkleed verschillend ; bij vogels in ’t alg. het verenkleed in de tijd dat niet het prachtkleed gedragen wordt;
3. fig. in toepassing op het voorkomen van iets, b.v. een landschap, in de winter.

< >