Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wekelijks

betekenis & definitie

I. bw., alle week eens, eenmaal in of om de week: wekelijks samenkomen ; deze courant -verschijnt wekelijks ; per week : hij verdient wekelijks 12 gulden ;

II.bn.,

1. voor, van een week, over een week lopend: het wekelijkse loon; het wekelijks nieuws ;
2. iedere of eens per week plaats hebbende of verschijnende: onze wekelijkse vergadering; een wekelijkse krant.

< >