kan beter niet als samenst.beschouwd worden; het wordt gebruikt in de zin van :
1. (vrijwel veroud.) ontvangen, te pakken hebben: zijn loon weg hebben ; hij had de slag weg, vóór hij er aan dacht; de kneep weg hebben, kennen ; — hij heeft het weg, heeft het te pakken, is verkouden, is verliefd, (ook) is in zijn hersens gekrenkt; — zij heeft het spek al weg, zij is zwanger ;
2. gelijken op : hij heeft veel weg van zijn vader; vgl. Weg (II), 5.]