Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vorst, koning

betekenis & definitie

m. (-en),

1. monarch, onafhankelijk regeerder, hoofd van een rijk : de inlandse vorsten ; souvereine vorst,o.a. de titel van Willem I van 1813-’14 ; — heerser in een vorstendom : de vorst van Monaco ; — de vorst der duisternis, de duivel;
2. (fig.) de eerste op enig gebied van kunst of wetenschap : de vorst der Nederlandse schilders;
3.(mv., R.-K.) een der negen engelenkoren.

< >