v. (-s), kwestie van vorm, van vormgeving.
VORMLEER,
v., leer van de vorm of de gedaante der dingen ; morfologie ; — in ’t bijz.:
1. (veroud.) aanschouwelijke meetkunde ;
2. leer van de gedaante, de bouw van planten en dieren ;
3. onderdeel der taalkunde dat zich bezig houdt met de vorm der woorden voorzover deze beheerst wordt door buiging, vervoeging en afleiding; deel v. e. grammatica daaraan gewijd ;
4. (muz.) leer van de compositie vormen, van de wijze waarop men bep. gevoelens muzikaal kan uitdrukken.