o. (-s),
1. kleine vogel; vaak zonder dat bepaald aan kleinheid gedacht wordt: dat is voor de vogeltjes; — de vroege vogeltjes vangen de wormpjes, wie vroeg bij de hand is, doet zijn voordeel; — zie verder bij Vogel;
2. ben. voor de vruchten van de esdoorn;
3. (eufem.) vogeltjes hebben, ongedierte;
4. (mv.) ben. voor de helmbloem: — ook voor de duivenkervel.